Nu ik jullie aandacht heb…

De laatste Informatie – aan- zee was een goede en druk bezochte editie.  In enkele van de  voordrachten werd duidelijk waar Bibnet en de provincies aan werken.  Bij mij rees wel de vraag wat we als kleine of grote bibliotheek –nog- zelf moeten doen en waarvoor we – moeten of kunnen-  aansluiten bij de initiatieven van hogerhand.

In West- Vlaanderen was er deze zomer een discussie over de sublocaties.  Er werd voorgesteld om dit gigantische bestand in het PBS (30000!) beheersbaar te maken door de verwijzingen en verwoordingen naar de locatie van materialen te uniformiseren: naar een 500- tal sublocaties ( wat nog vrij ruim is).  Maar dit stuitte op weerstand vooral van bibliotheken die in een “ingewikkelde” locatie  gehuisvest zijn en in de catalogus een precieze verwijzing willen naar de vindplaats van materialen die goed aansluit bij hun interne signalisatie. Het heeft ook te maken met de vrijheid van keuze van indeling en opstelling van de collectie.

Ik zou deze vraag wat willen uitbreiden ;  wat is nodig of wenselijk dat in alle bibliotheken en voor alle leners hetzelfde of herkenbaars is? Voor sommige domeinen ligt dit voor de hand (beschrijvingen, catalogi, standaarden, logo’s, campagnebeelden, BIOS- gegevens, …) , maar zouden onze gebruikers graag hebben dat er méér uniformiteit komt? Of is het juist charmant dat er in elke bibliotheek een andere systeem is om de jeugdafdeling in te delen?

Mogelijke domeinen waarin we zouden kunnen streven naar grotere eenvormigheid:

  • Aarden van het werk ( vubissmart) - een vaste (beperkte) set materiaal codes waaraan parameters worden gekoppeld
  • Lenerscodes : een vaste (beperkte) set materiaal codes waaraan parameters worden gekoppeld
  • Sublocaties: een vaste set verwijzingen naar de eigenlijke vindplaats van materialen
  • Reglementen; boetes, uitleentermijnen, hoeveelheden, kosten, …
  • Kosten IBL
  • Interface van de catalogus
  • Opstelling; indelingssystemen , etiketten, … (én verwoording van de opstelling)
  • Lidmaatschap
  • Signalisatiestijl- en verwoording
  • bibliotheekbeheersyteem

In hoeverre we onze werking en parameters op elkaar moeten afstemmen  daar ben ik zelf nog niet helemaal uit.  Deze discussie heeft zeker te maken met de vraag met welk model we als openbare bibliotheken verder willen; een lokaal model gesteund door hogere overheden,  een centraal model  waarbij we opgaan in grotere gehelen, of iets ertussen in, ….   In ieder geval, wat de sublocaties betreft moet het mijns inziens mogelijk zijn het datamodel zo aan te passen zodat er een gemeenschappelijk veld is met een beperkte gecontroleerde set en een vrij veld waar de bibliotheken die dat wensen zelf  aanvullende informatie in kwijt kunnen over de plaatsing van de materialen.

Groeten

Stef Blommaert 

Weergaven: 572

Berichten in deze discussie

Beste Stef,

Het grote aantal sublocaties heeft natuurlijk te maken met het groot aantal sublocaties van Zizo, Zizo volwassenen en Zizo prentenboeken, enz. Ook muziek is hier niet vreemd aan.

Sublocaties verwijzen naar de plaats waar een werk te vinden is: veel uniformiseren is hier moeilijk.

Toch zou voor bepaalde identieke zaken een zelfde code kunnen worden gebruikt met aanhangend de verwoording:

Een roman heeft bij ons overal VF als code. Kort en bondig.

Uniformiseren van sublocaties verijdelt echter ook evolutie. Zou Zizo er zijn gekomen als er maar een beperkt aantal sublocaties mogelijk was? Thema-opstelling t.o.v. auteurs? ...

Uniformiseren van bepaalde andere aspecten vind ik persoonlijk heel zinvol: uitleentermijnen, ibl-kosten, lenerscodes, hoeveelheden, enz. ..., eventueel zelfs lidgelden en boeteregelingen. De laatste twee hebben een (zij het zeer beperkte invloed) op de gemeentefinanciën ;-))

 

Of veel van hogerhand moet komen: het is beter als we allen samen afspraken maken en ons daaraan houden. Misschien een oefening voor onze volgende beleidsplannen in het nakende gemeentelijke plan?

 

Wie neemt het voortouw? Niemand verbiedt dat tussen losse bibliotheken of binnen een samenwerkingsverband of binnen een regio afspraken worden gemaakt, zowel tussen bibs behorend tot een PBS of gemengd.

 

 

Dag Antoon, 

 

Zoals ik reeds zei, ik ben er zelf niet helemaal uit. Ik heb een beetje de franchiseformule voor ogen waarbij de kracht van een grote organisatie wordt gekoppeld aan de inzet en dienstverlening van een lokale zaakvoerder. Zouden gebruikers het leuk/fijn/handig/... vinden dat alle openbare bibliotheken dezelfde openingstijden hebben, hetzelfde reglement, een zelfde indeling en signalisatie?  Hoeveel leners bezoeken ( regelmatig) verschillende bibliotheken? (stad vs platteland?)

Wat de sublocaties aan gaat zijn er twee aspecten één; De verwoording van de materialen : spreek je van de afdeling non-fictie, romans, literatuur of belletrie?  en het tweede aspect is de verwijzing naar de plaats in het gebouw: in onze bib verwijzen we daarvoor naar een verdieping. 

Als we onze tijdrovende Bios- telling willen vereenvoudigen zullen we toch iets moeten doen aan de sublocaties in de PCC. Dit wel terzijde, we moeten denken vanuit de gebruiker. Maar het moet mogelijk zijn om de geit en de kool te sparen.

Er zijn inderdaad genoeg samenwerkingsverbanden waar gelijkschakeling eens zou kunnen getest worden.

Stef

 

 

Er valt zeker iets te zeggen voor het harmoniseren of stroomlijnen van een aantal zaken binnen netwerkverband (Provinviaal BibliotheekSysteem). Het lijkt en is logisch dat in een bibliotheeknetwerk waar klanten met éénzelfde lenerspas voor diensten terecht kunnen, ook de voorwaarden voor het verlenen van die diensten dezelfde zijn. In de praktijk - door de autonomie van de gemeenten - is dit echter niet altijd even eenvoudig te verwezenlijken en moet rekening worden gehouden met wat men een bewustwordingsproces zou kunnen noemen.

De Brusselse bibliotheken (binnen het Brusselse 'PBS' BruNO, het Brussels Netwerk Openbare bibliotheken) maken gebruik van een zelfde set lenerscategorieën en een zelfde set aarden van het werk. De bibliotheken kunnen de aan deze sets verbonden parameters wel zelf bepalen. In de praktijk merken we dat de voornaamste verschillen optreden bij de maximale aantallen, de uitleentermijnen en het leengeld. Dat hoeft niet te verbazen. Aantallen en uitleentermijnen zijn een afspiegeling van de aard en de grootte van de lokale collecties, leengeld is een kwestie van lokaal gemeentelijk (financieel) beleid.

De sublocaties kunnen bibliotheken in ons BruNO-netwerk zelf bepalen (wij maken ze aan voor hen). Wel geven we advies, waarbij we proberen enigszins de logica of systematiek te bewaren in de codes en de verwoordingen over alle vestigingen heen. Dit maakt het transparanter voor de klant én voor de bibliotheekmedewerkers. Maar het is niet altijd mogelijk om alles uniform te maken, omdat - zoals Stef al zei - het ene gebouw het andere niet is en sublocaties typisch verwoordingen bevatten die de klant moeten uitleggen waar hij of zij lokaal de materialen in het gebouw kan vinden.

In onze Vubis Smart bestaat een zeer groot deel van de sublocaties inderdaad uit ZIZO-codes, zoals Antoon zei. Bij ons in Brussel zijn die ZIZO-codes momenteel nog lineair ingevoerd (wat dus betekent dat er voor elke ZIZO-code een sublocatie bestaat, met een ellenlange lijst tot gevolg), maar we onderzoeken een 'getrapt' systeem zoals o.a. in PBS Oost-Vlaanderen in gebruik is. Het getrapte systeem combineert een kortere lijst met vaste codes met een vrije tekstuele invulling van de dieperliggende niveaus.

Wat de harmonisering van bibliotheekreglementen betreft, hebben we in Brussel onlangs een werkgroep opgericht die hierover een studiedag gaat organiseren. De werkgroep bestaat uit Brusselse bibliothecarissen en mensen van het Streekgericht Bibliotheekbeleid. De studiedag wil als doel hebben om bij de verschillende betrokken partners (waaronder ook de politieke gemeentelijke mandatarissen) draagvlak te creëren voor een harmonisering van de uitleenreglementen van de Nederlandstalige Brusselse openbare bibliotheken (in Brussel speelt immers ook nog het feit dat de gemeenten ook Franstalige openbare bibliotheken hebben). Uitgangspunt is op een brede en open manier te discussiëren over zaken zoals: de ‘prijs van cultuur’, prijsdifferentiatie, sociaaleconomische aspecten van een prijzenbeleid... We hopen dat dit de geesten rijp kan maken voor een harmonisering. In de convenanten die de Vlaamse Gemeenschapscommissie (in Brussel bevoegd voor het Streekgericht Bibliotheekbeleid) met de Brusselse gemeenten sloot, wordt het belang hiervan alvast door beide partijen onderschreven.

Harmoniseren betekent trouwens niet per se integraal gelijkschakelen. Harmoniseren - het woord zegt het zelf - gaat over het tot stand brengen van harmonie, een "samenwerking of verband van een aantal zaken tot een welgeordend en aangenaam aandoend geheel" (Van Dale). Het is een (niet altijd eenvoudige) evenwichtsoefening tussen homo- en heterogeniteit, tussen centraliseren en decentraliseren. De combinatie van dit alles noemen we schaalvergroting.

Bij schaalvergroting wordt geprobeerd om de gemeenschappelijke financiële en personele inspanningen maximaal te laten renderen, maar toch de rol van elk niveau tot zijn recht te laten komen (dit gaat dus altijd gepaard met het sluiten van compromissen, hardhoofdigheid leidt tot niets). We mogen niet vergeten dat de lokale openbare bibliotheken ook bij uitstek een lokale rol hebben te vervullen. In een schaalvergrotende context mogen ze dus niet worden verhinderd, maar moeten ze juist worden gestimuleerd om die lokale rol op te nemen. In varietate concordia.

Eenheid in verscheidenheid. Het is ook met die idee in gedachten, dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie in haar beleidsplan Lokaal Cultuurbeleid 2011-2015 wil gaan voor "De beste boekenkast van Brussel". Een vorm van centraal collectiemanagement die moet leiden tot basiscollecties voor de Brusselse bibliotheken, die ieder op zich aangepast zijn aan de lokale noden, maar die samen een complete collectie vormen, die via het interbibliothecair leenverkeer inzetbaar is binnen het Brussels bibliotheeknetwerk.

Dag Bruno,

 

In je antwoord pleit je voor een middenweg, een harmonisatie.  Waarbij je vertrekt vanuit de lokale besturen, waaronder we nog steeds resorteren. Akkoord, als we iets willen veranderen moeten altijd van hier vertrekken.  En toch lijken jullie al verder te staan in het afstemmen van de reglementen.  Ik neem aan dat de specifiek situatie van de Brusselse bibliotheken hiermee te maken heeft.  Waarschijnlijk zijn jullie gebruikers ook "mobieler " in die zin dat ze meer gebruik maken van verschillende bibliotheken.

Lokale verankering is een politiek gegeven. Presenteren we ons als de (vlaamse) bibliotheek van Anderlecht of Meulebeke of als het filiaal (vestiging, post, ...) van de openbare bibliotheke in anderlecht of Meulebeke? Ik zou onze structuur ook eens willen benaderen vanuit een zakenmodel, met twee oogmerken: merk en efficiëntie. Als we willen dat we efficiënter werken zulen we wat meer moeten standardiseren. Dit kenniskantoor toont goed aan dat we allemaal met dezelfde vragen en problemen zitten en daarvoor zelf een oplossing bedenken. 

 

Stef

't Is Patrick, niet Bruno - maar die vergissing begaat men wel meer :-)

Wat afstemmen van reglementen betreft staan we in Brussel helemaal nog niet ver. We hebben wel de vaste intentie om er werk van te maken en we hopen op een bepaald moment alle neuzen in dezelfde richting te krijgen. Dat is uiteindelijk het doel van de studiedag die we willen organiseren.

Onze Brusselse klanten zijn zeker mobieler. We merken dat klanten in Brussel meerdere bibliotheken bezoeken. Bovendien hebben we ook heel wat pendelaars die niet in Brussel wonen, maar er wel gebruik maken van de bibliotheek. Het Brussels gewest is dan ook zo groot niet, qua oppervlakte vergelijkbaar met Gent en haar deelgemeenten (Gent = 156 km², Brussels gewest = 161 km²) en ook wat bibliotheekvestigingen betreft (Gent = 1 hoofdbibliotheek + 15 filialen, Brussel = HOB + 17 autonome gemeentebibliotheken).

Je zakenmodel is een interessante benadering. Maar zelfs grote ketens zoals het fastfoodrestaurant McDonald's of de Starbucks Coffee Company differentiëren hun aanbod én hun aanpak naargelang de geografische inplanting. Het aanbod in een Russische McDonald's is anders dan dat in een Amerikaanse of een Belgische. De aanpak van de Starbucks in Antwerpen-Centraal is anders dan die op Broadway Street in New York of die aan het historisch museum in Moskou. Binnen één stad kunnen zelfs de openingsuren van op verschillende plekken gevestigde fastfoodrestaurants van elkaar verschillen, afgestemd op de (heel lokale) noden van hun klanten (bijvoorbeeld onderscheid tussen kantoorbuurt, winkelstraat of uitgangsbuurt).

Lokale verankering van de bibliotheek is m.i. vooral een sociaal en geen politiek gegeven. Als je bibliotheek gevestigd is in een kantoorbuurt, dan kan je maar beter zorgen dat je open bent tussen de middag en ook ná (en zelfs vóór) kantoortijd. Is je bibliotheek gevestigd in een omgeving met veel scholen, dan zal je daar voor je aanbod, je infrastructuur en je publieksvriendelijke uren rekening mee willen houden. Ben je gevestigd in een buurt met overwegend ouderen, dan heeft het misschien weinig zin om 's avonds laat open te zijn... Als je wilt dat de bibliotheek een echte "third place" wordt, dan moet je met de lokale omstandigheden rekening houden. Een bibliotheek opereert niet in een vacuüm, maar maakt integraal deel uit van het maatschappelijk weefsel.

Ik ben een grote voorstander van het subsidiariteitsprincipe. Dat is eigenlijk een politiek principe (hogere overheden moeten niet iets doen wat door een lagere overheid kan worden opgenomen), maar je kunt het evengoed als managementprincipe hanteren. Het komt er op neer dat je de dingen decentraal doet, tenzij het evidente voordelen heeft om ze centraal te doen. Vertaal je dit in een bibliotheekcontext, dan zijn typische voorbeelden van centrale taken de bibliotheekautomatisering (provinciale bibliotheeksystemen), samenaankoop (zowel voor fysieke collecties als voor digitale diensten), catalografie... Voorbeelden van decentrale opdrachten zijn marketing (niemand kent zijn klanten beter dan de lokale bibliothecaris), collectiebeheer (bied aan wat de lokale klant nodig heeft) en natuurlijk het contact met de klanten zelf.

Wat communicatie betreft (en dan bedoel ik logo's, huisstijl, bewegwijzering, etikettering...) denk ik dat je zoveel mogelijk centraal moet doen (bijvoorbeeld etikettering van centraal aangekochte en kastklaar gemaakte collecties, een herkenbaar logo "de Bib" gebruiken), maar dat je ook moet zorgen dat het lokale product bibliotheek toch nog voor de lokale klant herkenbaar blijft. Wat het gebruik van logo's betreft hebben we in Brussel bijvoorbeeld de afspraak dat voor alles wat we als Brusselse bibliotheken samen doen (gemeenschappelijke lenerspas en bibliotheekfolder, halfjaarlijkse bibliotheekkrant, websites...) we het logo "de Bib" gebruiken, met als baseline "Brusselse bibs".

 

Stef Blommaert zei:

Dag Bruno,

 

In je antwoord pleit je voor een middenweg, een harmonisatie.  Waarbij je vertrekt vanuit de lokale besturen, waaronder we nog steeds resorteren. Akkoord, als we iets willen veranderen moeten altijd van hier vertrekken.  En toch lijken jullie al verder te staan in het afstemmen van de reglementen.  Ik neem aan dat de specifiek situatie van de Brusselse bibliotheken hiermee te maken heeft.  Waarschijnlijk zijn jullie gebruikers ook "mobieler " in die zin dat ze meer gebruik maken van verschillende bibliotheken.

Lokale verankering is een politiek gegeven. Presenteren we ons als de (vlaamse) bibliotheek van Anderlecht of Meulebeke of als het filiaal (vestiging, post, ...) van de openbare bibliotheke in anderlecht of Meulebeke? Ik zou onze structuur ook eens willen benaderen vanuit een zakenmodel, met twee oogmerken: merk en efficiëntie. Als we willen dat we efficiënter werken zulen we wat meer moeten standardiseren. Dit kenniskantoor toont goed aan dat we allemaal met dezelfde vragen en problemen zitten en daarvoor zelf een oplossing bedenken. 

 

Stef

Dag Patrick ( sorry voor de lapsus),

 

ik denk niet dat we eigenlijk veel van mening verschillen. Het is zeker niet m'n wens om al de bibliotheken in een keurlslijf te dwingen.  (Lang geleden werkte ik een tijdje in de Standaaard boekhandels in een franchisezaak, zodus....).  Er moet ruimte zijn om aan de lokale noden tegemoet te komen en diversiteit leidt zeker tot rijkdom.  Maar ik zie meer werk aan de winkel voor de aspecten "merk" en  "efficiëntie". Er kruipt nog veel te veel tijd in back-office taken.

Maar ik denk ook dat er in een stedelijk gebied meer diversiteit is in de werkgebieden. Landelijke bibliotheken verschillen minder; Je hebt een paar meer residentiele gebieden en dan bij ons de kustgemeenten, maar voor het overige zie ik niet veel verschillen tussen Meulebeke of Ingelmunster of Merchtem.

Groeten

Stef

 

 

 

RSS

© 2024   Gemaakt door Kenniskantoor.   Verzorgd door

Banners  |  Een probleem rapporteren?  |  Algemene voorwaarden