Week van de Poëzie, Liefde, Gedicht 5 en 6, Gust Van Brussel
Het rijm is even terug in het eerste gedicht waarin het gemis van de geliefde ondanks wat verlichting in de morgen geweldig blijft in een dreigend decor.
(Trouwfoto van Gust en Monique)
DE MORGEN sijpelt wat citroen
op de oesters van mijn ogen
ik voel de nacht in mij verdrogen
de wereld wordt weer blauw en groen
rondom mij de oceaan
van mijn duizend handen
op de kurken stranden
spoelen ligstoelen aan
naar het verboden licht
klim ik langs graten van de dag
het oceaanschuim slaat een slag
groene rimpels over je gezicht
door de ramen van het restaurant
drijven schimmen en nimfen voorbij
je stoel met je handtasje zwemt naar mij
ergens wordt een lijk verbrand
HAAR STEM zingt in mijn ogen
een albatros wiekt over een verdwijnend schip
de balletdanser opent zijn vleugels
leven dood wonden strelen
zij haalt haar borstjes uit haar cups
het ronde vlees mals
de tepels groeien
ik hoor haar lied in mijn hals
zij krieuwelt in mij
ik heb nood aan haar vingers op mijn tors
haar stem zingt over het zinkend schip
het licht breekt open over de einder
ik houd haar jonge heup gesloten tegen me aan
ik verga in de zee
boven mij wordt de albatros zwart
in de zonneschijf
blijf nu bij me voorgoed
Uit: Het onbereikbare licht, Gust Van Brussel 2014
www.booklight.nl
Tags:
Welkom bij
Kenniskantoor
39 leden
46 leden
52 leden
40 leden
144 leden
165 leden
43 leden
177 leden
© 2024 Gemaakt door Kenniskantoor. Verzorgd door