Volgens een inspecteur van FOD Financien die op controle was bij de stad Geraardsbergen, moet er een roerende voorheffing van 15% betaald worden op de uitleengelden van cd's/dvd's/... in de bibliotheek.

Heeft iemand van jullie daar al ooit van gehoord ? Ik viel alleszins uit de lucht. De financieel beheerder van de stad heeft me nu gevraagd of andere bibliotheken zo'n voorheffing betalen.

Weergaven: 1108

Berichten in deze discussie

Het zou interessant zijn om te weten op welke regel de inspecteur zich baseert. Ik denk niet dat iemand in Vlaanderen dit betaalt. Het betreft hier waarschijnlijk nog steeds federale wetgeving, dus ook in Brussel en Wallonië moet dit dan gebeuren.

Nog nooit van gehoord, en bij mijn weten betalen we die roerende voorheffing ook niet.

Tine

Bib Sint-Niklaas

Het zou gaan over de toepassing van het WIB 92  Artikel 17 § 1, 3° 

 

§ 1. Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen zijn alle opbrengsten van roerend vermogen aangewend uit welken hoofde ook, namelijk:
     1° dividenden ;
     2° interest ;
     3° inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen ;
     4° ......

     5° ......

 



Antoon Verbeke zei:

Het zou interessant zijn om te weten op welke regel de inspecteur zich baseert. Ik denk niet dat iemand in Vlaanderen dit betaalt. Het betreft hier waarschijnlijk nog steeds federale wetgeving, dus ook in Brussel en Wallonië moet dit dan gebeuren.

Onze ontvanger antwoordt daar het volgend op :

Roerende voorheffing is verschuldigd bij roerende verhuur aan verenigingen, niet aan particulieren.

De roerende voorheffing dient in principe te worden ingehouden door hij die moet betalen en hij dient dit door te storten.

Bvb. : een VZW ontleent iets roerend, maar het zijn altijd particulieren die ontlenen in de bib, neem ik aan.

 

Na enig speurwerk door o.m. jurist Hannes Cannie van Locus, blijkt dat gemeentelijke bibliotheken inderdaad gehouden zijn een roerende voorheffing van 15% te betalen op de uitleengelden van cd's/dvd's. Ik citeer even uit een mail van dhr. Cannie :

Als de bibliotheek een gemeentelijke dienst is en dus onder de rechtspersoon van de gemeente ressorteert, dan is de rechtspersonenbelasting van toepassing. Ingevolge art. 221, 2° en 225 van het Wetboek op de Inkomstenbelastingen is dan inderdaad roerende voorheffing verschuldigd op de “inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen” (dus ook dvd’s vallen hieronder). Het tarief hiervan is inderdaad 15% (art. 269, 1°).

Ik denk dat nogal wat gemeenten verbaasd zullen opkijken. Ik heb alleszins de indruk gekregen dat die voorheffing door niemand betaald werd/wordt. Blijkbaar heeft Geraardsbergen de pech gehad op een over-ijverige inspecteur van belastingen te stuiten :-)

 

En toch... ziehier een samenvattende nota van onze ontvanger, vooral het onderlijnde en vetgedrukte gedeelte :

"Artikel 17, §1, 3° WIB 92 bepaalt:

 “Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen zijn alle opbrengsten van roerend vermogen aangewend uit welken hoofde ook, namelijk: [...]

 3° inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen;”.

 Artikel 261 WIB 92 bepaalt:

 “De roerende voorheffing is verschuldigd :

 1° door rijksinwoners, binnenlandse vennootschappen, verenigingen, instellingen, inrichtingen en lichamen, en aan de rechtspersonenbelasting onderworpen rechtspersonen die inkomsten van roerende goederen en kapitalen en inkomsten als bedoeld in artikel 90, 6° of 11°, andere dan deze bedoeld in het tweede lid, verschuldigd zijn, zomede door aan de belasting van niet-inwoners onderworpen belastingplichtigen die in België een inrichting hebben, op de resultaten waarvan inkomsten als bedoeld in artikel 17, § 1, 2° tot 4°, en inkomsten als bedoeld in artikel 90, 6° en 11°, worden aangerekend ; [...]”.

 Artikel 111 KB/WIB 92 bepaalt:

 “Met betrekking tot inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen, en inkomsten verkregen, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, uit de onderverhuring of de overdracht van huur van al dan niet gemeubileerde onroerende goederen of uit de concessie van het recht om een plaats die van nature onroerend is en niet is gelegen binnen de omheining van een sportinrichting te gebruiken om er plakbrieven of andere reclamedragers te plaatsen, zomede met betrekking tot opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrecht, wordt van de inning van de roerende voorheffing volledig afgezien indien de verkrijgers :

 a) aan de personenbelasting onderworpen rijksinwoners zijn;

 b) binnenlandse vennootschappen zijn;

 c) internationale of supranationale instellingen zijn als vermeld in artikel 105, 2°, c.

 d) in artikel 105, 6°, a, vermelde vennootschappen van een lid-Staat, andere dan binnenlandse vennootschappen, zijn op voorwaarde dat de schuldenaar en de gerechtigde verbonden vennootschappen zijn in de zin van artikel 105, 6°, b .

 Voor de toepassing van het eerste lid, d, mogen de rechten of goederen uit hoofde waarvan de inkomsten worden betaald, gedurende geen enkel ogenblik van de periode gedurende dewelke deze inkomsten worden voortgebracht, begrepen zijn onder de activa van een inrichting waarover de gerechtigde buiten het grondgebied van de Europese Unie beschikt.”.

 Dit betekent dat t.a.v. een VZW inderdaad roerende voorheffing moet worden ingehouden. Ten aanzien van een natuurlijk persoon of handelsvennootschap zou dit niet het geval zijn.

 De ingehouden roerende voorheffing is een belasting in hoofde van de genieter en moet dus worden ingehouden bij de betaling. Indien het volledige bedrag is betaald, moet dit bedrag bij de VZW worden gerecupereerd."

Hallo Johan en anderen,

 

ik denk toch dat een andere lezing mogelijk, of zelfs logischer is:

in art. 262 (1°, a) WIB 1992 staat dat de roerende voorheffing (in afwijking van art. 261, waar hierboven naar wordt verwezen) verschuldigd is door de verkrijger van de inkomsten uit roerende goederen, als aan 3 voorwaarden voldaan is:

- de verkrijger is een aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtige --> als de bibliotheek een gemeentelijke dienst is, dan is de verkrijger van de inkomsten uiteindelijk de gemeente, en ingevolge art. 220, 1° is de gemeente aan de rechtspersonenbelasting onderworpen

- conform de geldende wetgeving is roerende voorheffing verschuldigd --> is ook het geval (volgt uit art. 221, 2° en 225)

- de inkomsten zijn toegekend zonder enige inhouding of storting van roerende voorheffing --> dit is de praktijk als cd's, dvd's, ... worden uitgeleend in bibliotheken, er gebeurt geen inhouding bij betaling

 

In art. 111 van het KB, waar hierboven ook naar wordt verwezen, staat dat van inning van de roerende voorheffing volledig wordt afgezien als de verkrijger van de inkomsten een aan de personenbelasting onderworpen rijksinwoner is of behoort tot de andere daar opgesomde categorieën. Maar in ons verhaal is de verkrijger van de inkomsten uiteindelijk toch de gemeente en die behoort niet tot één van de categorieën voor vrijstelling opgesomd in art. 111 van het KB.

 

Nu, ik ben zelf verre van een fiscaal specialist, en ik denk dat dit een verhaal van interpretatie wordt. Het feit dat dit in de praktijk blijkbaar normaal niet wordt toegepast, vormt ook al een aanwijzing dat er misschien toch uitwegen zijn. Ik heb hieromtrent een deskundige gecontacteerd en zij verklaarden zich bereid op deze problematiek een blik te werpen, dus ik hoop binnenkort meer te weten...

 

Beste groeten,

Hannes

LOCUS

Hallo iedereen,

ik heb ondertussen antwoord gekregen van Joris Deene van Bibnet, die dit probleem heeft voorgelegd aan de fiscaal expert van het advocatenkantoor waar hij werkt. Zij bevestigen in eerste instantie wat ik hierboven aanhaal...

Ik kreeg ondertussen bericht dat ook binnen het Agentschap de juridische dienst zich over deze problematiek buigt. Even afwachten nog of zij tot andere bevindingen komen...

Beste groeten

Hannes

LOCUS

RSS

© 2024   Gemaakt door Kenniskantoor.   Verzorgd door

Banners  |  Een probleem rapporteren?  |  Algemene voorwaarden